Tastzin

 

De tastzin lijkt een van de minst belangrijke zintuigen van de kat te zijn. Toch is het de tastzin die zorgt voor een waarneming van de directe omgeving die van levensbelang kan zijn en die uiteraard ook waarschuwt tegen letsel.
Speciale zenuwuiteinden (receptorcellen) die reageren op diverse prikkels, bevinden zich overal in de huid. Wanneer ze worden gestimuleerd, zenden ze via de ermee verbonden zenuwen, razendsnel signalen via het ruggemerg naar de gevoelscentra in de hersenen.

De onbehaarde huid van de neus en de voetkussentjes is bijzonder gevoelig.

De neus en het masker van de kat reageren sterk op aanraking, warmte en kou; de kat onderzoekt zowel de temperatuur als de geur van het voedsel.



Aanrakingsgevoelige zenuwen in de tong helpen de smaak en reukzin bij het bepalen of het voedsel eetbaar is.

De poten zijn ook erg gevoelig en worden gebruikt om de aard, afmetingen, vorm en afstand van onbekende voorwerpen te onderzoeken. Vaak steekt de kat één poot uit om daarmee zachtjes op iets te tikken. Vervolgens wordt het voorwerp wat steviger aangeraakt en tenslotte wordt de neus gebruikt voor een nader onderzoek.

De voetkussentjes geven ook informatie door die de kat helpt het evenwicht te bewaren, door constant signalen door te geven tijdens het lopen.
De kussentjes zijn zelfs gevoelig voor trillingen en stellen de kat zo in staat te "horen" met de poten.

Het is vrijwel zeker dat deze gevoeligheid er de oorzaak van is dat veel katten er een hekel aan hebben dat hun voetkussentjes worden gestreeld.

De haarzakjes - vooral die van de dekharen - zijn rijkelijk voorzien van verschillende soorten aanrakingszintuigen. Deze zijn gevoelig voor de kleinste bewegingen en zorgen daardoor voor een opsporingssysteem voor de korte afstand zonder de noodzaak van directe aanraking met de huid. Vooral de snorharen zijn hier een zeer goed voorbeeld van.




De tastharen van katten die naast de lippen groeien, kunnen worden bewogen. De neutrale houding is een rechte hoek ten opzichte van de kop. De haren zijn meestal net zo lang als het dikste deel van het lichaam. Op deze manier kunnen ze beoordelen of ze door een dunne buis heen kunnen. Bij een controle van het eten worden de haren naar voren gebogen en de prooi voorzichtig aangeraakt. Als de kat aan het voer wil snuffelen, dan worden de haren langs de wangen gelegd. Hierdoor zijn de tastharen zo goed als uitgeschakeld en kan de kat zich concentreren op het aroma dat de neus prikkelt.

Het verlies van de tast-/snorharen kan onzekerheid bij de bewegingen van de kat veroorzaken, omdat ze dienstdoen als tastorgaan.

De tast-/snorharen zijn wellicht ook gevoelig voor luchtstromingen en stellen de kat daardoor in staat om in volledig duister nergens tegenaan te lopen.

De tast-/snorharen doen ook dienst als extra oogharen. Elk eventueel gevaarlijk voorwerp raakt eerst de snorharen voordat het in de buurt van de ogen komt. Als reactie worden de ogen gesloten.

Een nieuwsgierige kat zal de snorharen vaak naar voren richten.

Een kat die een verdedigende houding aanneemt, trekt de snorharen naar achteren tegen het gezicht.

De huid in de ruimte tussen de haren is dicht bezet met tastorganen. Ze vormen kleine bultjes in de huid (7 tot 25 per cm2) en reageren op de geringste druk.